Verwekker
Mycoplasma pneumoniae behoort tot de mycoplasma-soorten van de orde Mycoplasmatales (klasse Mollicutis= zachte huid). Ze hebben geen celwand, enkel een vervormbaar plasmamembraan waardoor ze niet zichtbaar zijn in een grampreparaat. Op moleculaire gronden kunnen er 2 subtypen onderscheiden worden, type 1 en 2, maar hiertussen bestaan geen klinische verschillen.
Epidemiologie
Mycoplasma pneumoniae infecties komen het meest voor bij oudere kinderen en jong-volwassenen (5-20 jaar). Soms treden plaatselijke epidemieën op, eens in de drie tot zeven jaar. Mogelijk wordt dit veroorzaakt door een wisseling in M. pneumoniae subtype.
Incubatietijd
De incubatieperiode is 2 tot 3 weken.
Ziektebeeld
Mycoplasma pneumoniae verloopt in ongeveer 20% asymptomatisch.
De belangrijkste symptomatologie betreft bovenste en onderste luchtweginfecties. In het merendeel kent dit een mild verloop. In 2 % kan het leiden tot ziekenhuisopname. In sommige gevallen leidt het tot een ernstige pneumonie.
Wanneer bij een kind / jong volwassene een bronchitis of pneumonie niet reageert op de gebruikelijke therapie dient altijd gedacht te worden aan een Mycoplasma pneumoniae infectie.
Naast luchtweginfecties zijn extrapulmonale manifestaties naar alle organen beschreven. Meest frequent hierin zijn de neurologische verschijnselen zoals encefalitis, guillain barrésyndroom en myelitis transversa en de mucocutane manifestaties zoals mucositis en stevens-johnsonssyndroom.
PCR (Polymerase chain reaction)
Middels PCR techniek kan Mycoplasma pneumoniae worden aangetoond. Hiervoor is een keeluitstrijk of dieper respiratoir materiaal nodig.
Serologie
Het meten en interpreteren van serologische responsen tegen deze infectie is relatief lastig. Enerzijds omdat mensen makkelijk her-infecties tijdens het leven oplopen en bij volwassenen een IgM respons niet altijd meer opkomt. Daarnaast weten we uit onze eigen validatiestudie dat de IgM test positief kan zijn door een andere acute infectie met hoge IgM inductie zoals EBV. Hoewel dit niet hetzelfde klinisch beeld is komen deze infecties wel vaker voor op jonge leeftijd en is het dus vaak niet duidelijk of het nu een aspecifieke reactie of specifieke antistof reacties zijn bij iemand die verscheidende hoge titers antistoffen heeft.
Tot juni 2022 werd er een agglutinatie test gebruikt voor het aantonen van antistof agglomeraties (meestal IgM) tegen mycoplasma. Hieruit kwam een titer. Vanaf juni 2022 verricht het laboratorium een apart IgM en een IgG meting met een CLIA techniek. Hierbij zullen geen titers meer afgegeven worden. Wel is deze techniek geschikt om een sero-conversie aan te tonen. Bij iemand die vroeg in de infectie wordt onderzocht treffen we IgM en mogelijk laag positief IgG antistoffen aan. Door een vervolgmonster na 14 dagen af te nemen kunnen we onderzoeken of er hoge waarden IgG antistoffen ontstaan.
IgM kan tot 3 maanden na infectie positief blijven. Indien een hoog positieve IgM en IgG wordt gevonden dan past dit bij doorgemaakte infectie die al enkele weken terug of veel langer terug is doorgemaakt.
Voor het aantonen van seroconversie , significante titerstijging, serumpaar inzenden met een tussenpoos van 2 weken. Een vervolg monster zal moeten worden geinterpreteerd in overleg met de arts-microbioloog.
Link naar therapie advies in Regionaal Formularium