Te sterke reactie
Wanneer er sprake is van een wanverhouding tussen de (geringe) mate van bedreiging en het (sterke) effect van de specifieke immunologische reactie dan kan dit resulteren in een overgevoeligheidsreactie of allergie.
Te zwakke reactie
Deficiënties in de aangeboren aspecifieke immuniteit en de verworven specifieke immuniteit (ook wel 2e en 3e verdedigingslinie genoemd na de barrière van huid en slijmvliezen) verstoren de werking van het complexe immunologische apparaat en kunnen leiden tot ernstige infecties.
Auto-reactiviteit
De afweer van het menselijk lichaam is gebaseerd op het vermogen onderscheid te maken tussen lichaamsvreemde en lichaamseigen antigenen. Doorgaans worden schadelijke lichaamsvreemde elementen adequaat geëlimineerd en is het immuunsysteem tolerant voor het eigen lichaam en niet schadelijke stoffen.
Als tolerantie mechanismen van het immuunsysteem voor lichaamseigen bestanddelen falen, wordt een immuunreactie tegen auto-antigenen (cel- of weefsel¬antigenen van het eigen lichaam) op gang gebracht. In sommige gevallen zal deze reactie leiden tot een pathologische conditie: een auto-immuunziekte.
Definitie
Men spreekt van een auto-immuunziekte als aan de volgende criteria wordt voldaan:
Histologische en/of functionele afwijkingen moeten aantoonbaar zijn die in aard en ernst samenhangen met het voorkomen van auto-antistoffen en/of auto-reactieve lymfocyten
- De uit het organisme geïsoleerde auto-antistoffen en/of auto-reactieve lymfocyten veroorzaken na inspuiting in een gezond organisme histologische en/of functionele afwijkingen kenmerkend voor de (auto-immuun) ziekte
Auto-immuunziekten komen bij ten minste 5% van de bevolking voor en kennen een groot aantal verschijningsvormen. Vrijwel ieder orgaan kan door een auto-immuunziekte worden aangedaan (tabel).
Hoewel er de afgelopen decennia veel kennis vergaard is over de effectorfase bij auto-immuunziekten (hoe weefselbeschadiging tot stand komt), is er nog veel onduidelijkheid over hoe de auto-immuunreactie ontstaat en in stand wordt gehouden (inductiefase)
Auto-reactieve T-cellen, B-cellen en antistoffen die een auto-immuunreactie definiëren komen immers ook bij gezonde individuen voor en leiden slechts in bepaalde gevallen tot een auto-immuunziekte.
De ontwikkeling van een auto-immuunziekte wordt uiteindelijk bepaald door een combinatie van factoren:
- genetische predispositie: associatie met bepaalde HLA-genotypen, het frequenter voorkomen van auto-immuunziekten bij vrouwen en binnen bepaalde families.
- omgevingsfactoren: infecties met virussen of bacteriën kunnen een auto-immuunreactie induceren, enerzijds doordat zij via een weefsel beschadiging leiden tot het vrijkomen van verborgen (auto-)antigenen die het immuunsysteem als ‘vreemd’ ziet, anderzijds doordat antigene epitopen op micro-organismen overeenkomsten vertonen met determinanten van de gastheer
- immuun- en endocriensysteem: defecten in immunologische tolerantie en immunoregulatie
Indeling
Auto-immuunziekten kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld: op geleide van HLA-associatie of effectormechanisme, of op basis van orgaanspecificiteit. Vaak wordt een verdeling gemaakt in orgaanspecifieke auto-immuunziekten en gegeneraliseerde of systemische auto-immuunziekten
Orgaanspecifieke Auto-immuunziekten
Hierbij zijn de antistoffen direct gericht tegen (onderdelen van) cellen van een bepaald orgaan (tabel). Dit leidt tot functieverlies, ernstige beschadiging of lysis van deze cellen. De symptomen die ontstaan, zijn dan ook orgaangebonden.
Systemische Auto-immuunziekten
Hierbij circuleren (diverse) auto-antistoffen die niet direct gericht zijn tegen cellen van een bepaald orgaan, maar tegen (producten van) de celkern, IgG, enzymen e.a. De aanwezigheid van deze auto-antistoffen leidt tot de vorming van circulerende immuuncomplexen die in verschillende weefsels en organen kunnen neerslaan. Door binding en activatie van complement ontstaat een lokale ontstekingsreactie met weefselbeschadiging in meerdere organen.
Auto-antistoffen als middel voor diagnostiek
Er zijn inmiddels vele testen ontwikkeld voor het aantonen van auto-antistoffen. Soms zijn auto-antistoffen direct betrokken bij weefselbeschadiging of functie verlies van een cel of orgaan (ziekte van Graves-Basedow). Vaak ook zijn auto-antistoffen indirect betrokken bij de auto-immuunreactie en vormen ze een afspiegeling van de weefselschade die op een andere manier tot stand is gekomen (coeliakie). Het vrijkomen van auto-antigenen als gevolg van de weefselschade kan de vorming van auto-antistoffen initiëren. Toch is de bepaling en kwantificering van auto-antistoffen vaak goed bruikbaar in de diagnostiek van (auto-)immuunziekten. In sommige gevallen kunnen auto-antistoffen al in een zeer vroeg stadium van de ziekte worden aangetoond en kan een toename in antistof titer een progressie van de ziekte voorspellen.
Het voorkomen van auto-antistoffen op een moment dat de ziekte nog niet klinisch manifest is, opent mogelijkheden om (auto-)immuunziekten vroegtijdig op te sporen en weefselschade of complicaties te voorkomen. Deze vroegtijdige immuun diagnostiek wordt daarom steeds meer door huisartsen aangevraagd.
Tabel (Auto-)immuunziekten en auto-antistoffen:
(AUTO-)IMMUUN ZIEKTE |
(AUTO)-ANTISTOFFEN GERICHT TEGEN |
ORGAAN-SPECIFIEK |
|
thyroiditis |
microsomaal thyroid (TPO) |
|
thyroglobuline(Tg) |
|
TSH-Receptor |
pernicieuze anemie |
maag parietaalcellen |
insuline-afhankelijkediabetes mellitus |
Eilandjes van Langerhans |
(IDDM Type 1) |
(GAD en IA-2) |
myasthenia gravis |
acetylcholine receptoren |
pemphigoïd |
huid (dermoepidermaal basaal membraan) |
auto-immuun hemolytische anemie |
erytrocyten |
idiopathische trombocytopenische purpura |
trombocyten |
primair biliaire cirrose |
mitochondriën (AMF) |
auto-immuunhepatitis |
Gladde spier (actine ASMF) |
|
Neutrofiele cytoplasmatische componenten (P-ANCA) |
|
Soluble liver antigen (SLA) |
|
Lever nier microsomen (LKM) |
inflammatoire darmziekten |
Neutrofiele cytoplasmatische componenten |
(colitis ulcerosa, Crohn) |
(p-ANCA; non-MPO) |
coeliakie |
Endomysium (EMA) |
|
tissue transglutaminase (tTG) |
|
gliadine (AGA) |
|
reticuline |
SYSTEMISCH |
|
lupus erythematodes disseminatus |
(extraheerbare) kernbestanddelen, dsDNA, ENA |
reumatoïde artritis |
Fc-deel van IgG (reumafactor) |
|
Citrullinated cyclic peptide (ACCP) |
ANCA geassocieerde vasculitis |
Neutrofiele cytoplasmatische componenten (ANCA-pr3, ANCA-MPO) |
Hiernaast bestaan auto-immuunziekten die berusten op mengvormen van beide mechanismen.
Auto-antistoffen als middel voor diagnostiek
Er zijn inmiddels vele testen ontwikkeld voor het aantonen van auto-antistoffen. Soms zijn auto-antistoffen direct betrokken bij weefselbeschadiging of functie verlies van een cel of orgaan (ziekte van Graves-Basedow). Vaak ook zijn auto-antistoffen indirect betrokken bij de auto-immuunreactie en vormen ze een afspiegeling van de weefselschade die op een andere manier tot stand is gekomen (coeliakie). Het vrijkomen van auto-antigenen als gevolg van de weefselschade kan de vorming van auto-antistoffen initiëren. Toch is de bepaling en kwantificering van auto-antistoffen vaak goed bruikbaar in de diagnostiek van (auto-)immuunziekten. In sommige gevallen kunnen auto-antistoffen al in een zeer vroeg stadium van de ziekte worden aangetoond en kan een toename in antistof titer een progressie van de ziekte voorspellen.
Het voorkomen van auto-antistoffen op een moment dat de ziekte nog niet klinisch manifest is, opent mogelijkheden om (auto-)immuunziekten vroegtijdig op te sporen en weefselschade of complicaties te voorkomen. Deze vroegtijdige immuun diagnostiek wordt daarom steeds meer door huisartsen aangevraagd.